24.10.13

RUDOLF SCHOCK ZINGT GEORG FRIEDRICH HÃNDEL

LARGO (1951) uit 'SERSE/XERXES'


Rudolf Schock
 in 'Der Messias'

Recitatief en aria 'Tröste dich, mein Volk...' (Label: RELIEF, no. CR 8001):















... de recitatieven en arioso's, waarin verslag wordt gedaan van het lijden van de bespotte en stervende Jezus aan het Kruis (CD 2, tr. 6 t/m 10), zingt Schock aangrijpend ...:
















De veelzijdigheid van de Duitse tenor Rudolf Schock gaat verder dan opera en operette: van 1946 tot aan zijn overlijden in 1986 vulde Schock met aantoonbaar succes honderden avonden met klassieke liederen, volksliederen, religieuze liederen en concertaria's (Händel, Haydn, Schubert, Schumann, Brahms, Richard Strauss, Mozart, Wolf enz.). Die ook wezenlijke kant van zijn kunstenaarsschap bleef tot voor kort onvoldoende belicht. 
In de jaren vijftig en zestig verschenen weliswaar heel wat LP's met
ondermeer Schocks 'Kunstlieder', maar daarvan kwam relatief weinig op CD terecht. Pas de afgelopen jaren ging het beter (o.a. 10 CD-box 'Rudolf Schock, Nachklang einer geliebten Stimme'). Maar zoals ik al bij herhaling schreef: Emi (nu WARNER) en Bmg/Eurodisc (nu SONY) brachten van hun kwalitatief uitstekende 'Kunstlied'-opnamen met Rudolf Schock weinig op CD uit (zie ook onder 'Rudolf Schock op CD').

Schocks activiteiten als oratorium-solist tussen 1946 en 1960 pasten al helemaal niet bij het commerciële imago van de in brede volkslagen populaire zanger. Daarom was het des te verheugender, dat in 2007 het Engelse label 'MEDICI MASTERS' met Schock Beethovens 'Missa Solemnis' onder Otto Klemperer uitbracht en in 2008 het Zwitserse label 'RELIEF' Händels 'Messias' onder Hans Schmidt-Isserstedt. Die historische uitgaven verschenen bovendien in een uitstekende klankkwaliteit.
'Der Messias'
 Cover RELIEF (nr. CR 8001)









Georg Friedrich Händel (1685-1759)
De muzikale loopbaan van deze tijdgenoot van Johann Sebastian Bach (1685-1750) is er één van 'opgaan', 'blinken' en 'verzinken' om dan toch nog een tweede keer te schitteren.

Georg Friedrich Händel/
George Friderick Händel













Opgaan
Geboren uit welgestelde ouders in midden-Duitsland: Halle in de provincie Sachsen-Anhalt. Barstend van het muziektalent. Veelzijdig muzikaal opgeleid. Speelt viool, hobo, klavecimbel (cembalo) en dirigeert vanachter dat klavecimbel. Maakt naam als organist en kan achteromziend 'de vader van het openbare orgelconcert' worden genoemd. Maar Händel is in de allereerste plaats componist en als zodanig boekt hij in Hamburg direct al een opmerkelijk succes met zijn opera 'Almira' (1705). Dan voortgezette praktijk-ervaring in de grote muziekcentra van Italië, waar hij volledig in de ban raakt van de 'Italiaanse opera seria' (zie o.a. ook 'RS zingt Gluck'). Een tussenstop volgt in Hannover, waar Kurfürst Georg Ludwig hem denkt vast te kunnen leggen voor de erebaan van 'Kapellmeister'. Tot ontsteltenis van de keurvorst reist Händel na korte tijd echter door naar Londen. Daar debuteert hij met de opera 'Rinaldo' (1711) en het succes daarvan is zo enorm, dat Händel in één klap het Londense muzikale monopolie doorbreekt van de bij de conservatieve elite populaire componist Giovanni Battista Bononcini (1642-1678).

Giovanni Battista Bononcini












Blinken
Händel componeert kerk- en kamermuziek, sonates, cantates, odes, muziek voor uiteenlopende feestelijke gelegenheden, oratoria, maar vooral opera's en nog eens opera's. Hij heeft het naar zijn zin in Londen en evolueert allengs tot George Frideric Händel. De schrik slaat hem echter om het hart, wanneer Kurfürst Georg Ludwig van Hannover in Londen arriveert om op 1 augustus 1814 als George 1 koning van Groot-Brittannië en Ierland te worden (op vorstelijk niveau lag een verenigd Europa toen kennelijk binnen handbereik...). Beide Georges ontlopen elkaar een paar jaar, tot King George 1 in 1817 een boottochtje over de Theems maakt en daarbij geniet van een toepasselijke stukje 'Water Music'. Als de koning hoort, wie deze muziek - speciaal voor hem - componeerde, vergeeft hij Händel diens overhaaste vertrek uit Hannover.
Händel is nu op de top van zijn muzikale macht, wat hij zich - gezien de gelaatsuitdrukking op menig bepruikte portret - ten zeerste bewust is. In de 'Royal Academy of Music', die in 1719 exclusief voor en ook door hem wordt opgezet, krijgt hij bovendien een perfect platform voor de uitvoering van (veelal zijn) Italiaanse opera's, waarvan de vormgeving aan de strenge regels van de 'opera seria' gehoorzaamt. In 1727 neemt George Frideric Händel
officieel de Britse nationaliteit aan.

Verzinken 
Een brede, volkse laag van Londense operaliefhebbers is de nationale opera's van 'zijn eigen' Henry Purcell (1659-1695) nooit vergeten. Ze verlangen terug naar de zang en dans van zijn 'Fairy Queen' en 'King Arthur'. Ze beginnen een hekel te krijgen aan de eindeloze versieringen en coloraturen van de pathetische en ijdele 'dacapo-aria's' uit Händels 'Rodelinda' en 'Giulio Cesare'. En in de kringen van de adel leeft nog altijd de wrok over de degradatie van de zo gewaardeerde Bononcini.

Händel, die voor zijn groots opgezette opera's veel zangers, musici en technisch personeel nodig heeft, ziet de inkomsten dramatisch teruglopen. In 1728 produceren de componist John (Johann!) Christopher (Christoph!) Pepusch (1667-1752) en de tekstschrijver John Gay (1685-1732) met hun 'Beggar's Opera (Bedelaarsopera)' een venijnige persiflage op Händels 'opera seria' (De 'Beggar's Opera' inspireerde in 1928 Brecht en Weill tot de 'Dreigroschenoper') 
De opera van Pepusch/Gay heeft veel succes en enkele maanden later kan de 'Royal Academy' nog maar één werknemer betalen en die werknemer heet Händel. In 1829 sluit de onderneming haar deuren.

The Beggars's Opera 
(Pepusch/Gay)












Händel stort zich in nog andere projecten, waaronder dat van het 'Haymarket'-theater. Daar gaan nog een aantal nieuwe Händel-opera's in première. Maar de ontvangst daarvan is zuinig.
In 1738 gooit Händel het roer om met een 'opera buffa'(!), de tamelijk komische opera 'Serse (Xerxes)'. Die voorstelling mislukt geheel en al. Händel probeert het dan nog drie keer: een zogeheten 'pasticcio-opera' met muzieknummers uit vroegere opera's en twee nieuwe werken. Maar ook die opera's slaan bij de Londenaren niet aan. Händel keert de Italiaanstalige opera de rug toe en componeert vanaf 1740 alleen nog Engelstalige oratoria. Een portret van Phillip Mercier uit dat jaar met een Händel zonder pruik zou wel eens veelzeggend kunnen zijn.

Händel in 1740
 (portret Phillip Mercier)









Een tweede glanstijd!
Geslaagde uitvoeringen van de oratoria 'Saul' en 'Israel in Egypt' (met voor alle bezoekers verstaanbare bijbelteksten) maken, dat Händel bij het Londense muziekpubliek weer respect afdwingt. Maar in 1742 bewaart hij de première van 'Messiah, A New Sacred Oratorio' voor de 'New Music Hall' in Dublin(!) en de opbrengst voor een 'Iers goed doel'. Overigens gaat in 1743 zijn oratorium 'Samson' weer gewoon in Londen (Covent Garden Theatre) in première.








George Frideric Händel componeerde 'Messiah' in nog geen drie weken. Het werk vertoont op sommige plaatsen operatrekken, maar niet die van de 'opera seria'. Voorop staan sobere eenvoud en de wens van Händel de mensheid "beter te maken" door een diep gevoelde religiositeit.
Het af en toe opera-achtige karakter van 'Messiah' leidde ertoe, dat sommige muziekcritici (m.i. te makkelijk) concludeerden, dat Händel zich met dit oratorium onder de toenmalige 'hervormers van de opera' had geschaard. In dat geval zouden Von Gluck en Händel zich zij aan zij voor de vernieuwing van de opera hebben ingezet.
Natuurlijk is het zo, dat Händel nog op 55-jarige leeftijd de bakens verzette. Maar dat paste bij hem. Voor verandering was hij nooit bang geweest. Hij toonde zich onder alle omstandigheden creatief en flexibel. Tijdens repetities bleef hij doorstrepen en toevoegen; zijn opera's en oratoria ondergingen voortdurend bewerkingen ('Messiah'!). Hij schoof met aria's van de ene opera naar de andere en omgekeerd (voor zijn Londense debuut met 'Rinaldo' gebruikte hij o.a. glansnummers uit zijn Hamburgse debuutopera 'Almira'). De beschuldiging, dat hij dat ook met aria's van collega-componisten deed, is boterzacht. Als Händel wat 'pakte', deed hij dat uit eigen werk.
Voor Händels creatieve soepelheid spreekt ook, dat hij zich met zijn 'Serse' aan het schrijven van een in feite 'komische opera (opera buffa!) waagde, een genre, waarmee hij geen enkele ervaring had.

In de 19e eeuw was George Frideric Händel uitgegroeid tot een icoon in Groot-Brittannië. Hij werd als een "held van de natie" geëerd en als zodanig - naar het vaste land van Europa toe - politiek ingezet.
In de Duitstalige gebieden had Georg Friedrich Händel zo ongeveer dezelfde status, maar dan in tegenovergestelde richting.

Ludwig van Beethoven (1770-1827) stak zijn grote respect voor de componist 
Händel niet onder stoelen of banken. Drie quotes van hem wil ik hier niet onvermeld laten:
  • "Händel is de ongeëvenaarde meester van alle meesters. Ga en leer van hem, hoe geweldige effecten met eenvoudige middelen te bereiken zijn" (Ignaz von Seyfried) 
  • "Händel is de grootste componist, die ooit leefde. Ik zou mijn hoed willen afnemen en knielen op zijn graf" (J.A. Stumpff - 1823)
  • "Händel is de grootste en vaardigste van alle componisten; van hem kan ik altijd nog leren" (Gerhard von Breuning - 1827 Beethoven op zijn sterfbed).
Vanaf 1920 beleeft de componist Händel een enorme revival in Duitsland. Het is vooral in die tijd, dat muziekhistorici Händel als miskend 'muziekhervormer' ontdekken, die eigenlijk tamelijk dicht bij erkende vernieuwers als Gluck en Mozart stond (zie hierboven). Ook zijn opera's, waaronder de bijna vergeten 'Serse', worden afgestoft en weer uitgevoerd. Maar na de oorlog en in de jaren vijftig en zestig spelen ze op de operapodia nog slechts een bijrol.
In de eerste uitgave uit 1959 van 'Elseviers Groot Operaboek' noemt operakenner Leo Riemens (1910-1985) de operacomponist Händel alleen in het komponistenregister achterin. Hij legt wel uit, waarom hij de opera's van Händel niet behandelt: 'Ze zijn te statisch en de zangrollen te veeleisend. Bovendien heb je castraten nodig en die zijn er niet meer".

De tijden zijn veranderd. Riemens kijk op Händel blijkt nu volledig achterhaald: de belangstelling voor Händels opera's (en die van tijdgenoten) is sinds de laatste decennia van de vorige eeuw enorm toegenomen, zowel in de operatheaters als op CD/DVD.
Die interesse bracht dirigenten en regisseurs op de gedachte composities uit de barok (17e t/m het midden v.d. 18e eeuw) - voor zover haalbaar - te laten spelen op oude muziek-instrumenten. Ook wilde men uitvoeringen van barok-opera's zo veel mogelijk laten lijken op die uit Händels tijd. Daardoor zouden tijdgenoten niet alleen de kans krijgen om de sfeer van een cultureel interessant verleden te proeven, maar ook om nieuwe inzichten op te doen met betrekking tot de bijzondere muzikale kwaliteit van de opera's uit die periode: Countertenoren sprongen in voor castraten, hedendaagse technieken creëerden vernuftige toneelbeelden en de voorgeschreven én geïmproviseerde versieringen en coloraturen van de 'da-capo-aria's' klonken als vanouds.
   
Natuurlijk verdeelde deze ontwikkeling naar een 'historisch geïnformeerde muziekpraktijk' muziekliefhebbers in voor- en tegenstanders. Die verstrikten zich in eindeloze dacapo-discussies en maakten ruzie met elkaar.
De strijd lijkt intussen echtig aardig geluwd, zodat de alom op handen gedragen zangeres Cecilia Bartoli een jaar geleden in Fonoforum met een gerust hart kon verklaren: "Belcanto is voor mij een totaal ander verhaal, als je wordt gesteund door strijkers op darmsnaren. Met een normaal orkest zou ik de rol van Norma in Bellini's opera niet aandurven, omdat ik geen grote stem heb...". En mocht er iemand zijn, die daar toch moeite mee heeft, kan hij of zij zich getroost weten door Bartoli's bekentenis in hetzelfde gesprek: "Ik hoop zelf altijd, dat mijn kracht juist schuilt in de intieme aria's. Het virtuoze trapezewerk lijkt indrukwekkend, maar ontroeren in eenvoud is lastiger..".

Rudolf Schock zingt Händel







Op CD bestaan drie uitvoeringen van 'Ombra mai fu' uit 'Serse (Xerxes)'. Wilhelm Schüchter dirigeert in elk geval de twee vroegste. Van de 3e is dat niet duidelijk. Het kan Schüchter zijn, maar ook Werner Eisbrenner. Ikzelf schat in: Eisbrenner.
De opnamen werden gemaakt in 1951: radio-opname in Hamburg (nu op het label 'DAmusic'), 1952: studio-opname voor Electrola (nu op Membran), waarschijnlijk in Berlijn en 1962: studio-opname voor Eurodisc (nu Sony) in Berlijn. De laatste opname zingt Schock met recitatief.

Uit de opera 'Rinaldo' zingt Rudolf Schock 'Lascia ch'io pianga' met recitatief. De opname is uit 1966 (Berlijn, Eurodisc/Sony) en alleen op LP uitgebracht. Fried Walter dirigeert.

Het arioso 'Dank sei Dir, Herr' werd op 30 mei 1965 onder Wilhelm Schüchter en m.m.v. de organist Wolfgang Meyer opgenomen (Berlijn, Eurodisc/Sony). Is niet op CD uitgebracht en komt alleen voor op oude LPs.
Het is niet waarschijnlijk, dat dit arioso van Händel is!

De live-opname van Händels (min of meer) complete 'Messias' kwam tot stand op de avond van 5 januari 1953 in Keulen. Behalve Rudolf Schock zongen de sopraan Anny Schlemm, de alt Lore Fischer en de bas Kurt Böhme. Hans Schmidt-Isserstedt dirigeerde de koren van de NWDR Köln en Hamburg en het Kölner Rundfunk-Sinfonie-Orchester. De uitvoering werd live door de radio uitgezonden (bron: 'Die Zeit-on-line 1953'). Een dag later vond mogelijk een 2e uitvoering plaats. Het Zwitserse label RELIEF produceerde de live-opname op CD (bij 'Line' is een MP3-uitgave verkrijgbaar).

Rudolf Schock zong 'Ombra mai fu', 'Lascia ch'io pianga' en 'Dank sei Dir, Herr' op veel concertavonden.

'Ombra mai fu'  (Luister naar video bovenaan!)












In het begin van de opera 'Serse (Xerxes)' zingt de Perzische koning en veldheer Serse het 'arioso', dat als "Largo van Händel" een gewild verzoeknummer is geworden, o.a. bij begrafenisdiensten.

Het Italiaanse 'ombra' betekent 'schaduw' en kan in figuurlijke zin betrekking hebben op verdrietige gebeurtenissen. Maar Serse is niet verdrietig. Integendeel, hij is verliefd op Romilda. Vervelend is wel, dat hij al een bruid heeft (Amastre) én Romilda de geliefde van zijn broer (Arsamene) is. Het is een mooie zomerdag in het jaar 480 v. Chr. en Serse heeft zich van het krijgstoneel teruggetrokken onder een grote (heilige) plataan. Daar zingt hij:

recitatief:
Frondi tenere e belle
del mio platano amato
per voi risplenda il fato.
Tuoni, lampi, e procelle
non v'oltraggino mai la cara pace,
nè giunga a profanarvi austro rapace.

arioso:
Ombra mai fu
di vegetabile
cara ed amabile
soave più.

****
(Tere, mooie bladeren van mijn geliefde plataan, moge het lot je goedgezind zijn. Mogen donder, bliksem en stormen nooit je kostbare vrede verstoren.

Nooit was de schaduw
van wat gegroeid was
dierbaarder, lieflijker
en beminnenswaardiger)

Als tekstverklaring kom ik in allerlei literatuur tegen: "toevlucht en bescherming voor de indirecte gevaren van de werkelijkheid"; "een grap of een visioen?"; "Serse één met de natuur". Ik denk, dat een (mogelijk) betere verklaring voor de hand ligt:
De veldheer is ernstig verliefd en de wondermooie boom waaronder hij rust, dient als metafoor voor het wonderschone meisje, waar hij naar verlangt. De regels van het recitatief over donder, bliksem en storm kunnen slaan op de problemen, die Serse voor Romilda voorziet: die mogen haar bespaard blijven.

Er bestond al een opera 'Il Serse'
en wel van Händels rivaal van het eerste uur Giovanni Bononcini. Het libretto (1654) was van Nicolò Minato, werd  bewerkt door Silvio Stampiglia en op muziek gezet door Bononcini. Niet duidelijk is welke versie Händel daarna gebruikte. Wel, dat die tekst flink ingekort was.
Zoals te verwachten valt, komt 'Ombra mai fu' in Bononcini's 'Il Serse' ook voor. Daar ligt waarschijnlijk de belangrijkste reden voor de beschuldiging van plagiaat aan het adres van Händel. Maar Händel, die met plannen voor een eigen opera 'Serse' rondliep, zei luid en duidelijk, dat hij Bononcini juist niet wilde imiteren. Pas nadat Bononcini in 1733 vanwege plagiaat (!) Londen had moeten verlaten, zette Händel zijn plannen door.

Händels 'Ombra mai fu' is - wat het arioso betreft - een kernachtig, maar eindeloos mooi lied, dat weinig mensen onberoerd laat. De Engelse muziekhistoricus Charles Burney (1726-1814) vond er in 1789 de goede woorden voor. 'Ombra mai fu' is geschreven "in a clear and majestic style, out of the reach of time and fashion (in een heldere en majestueuze stijl, buiten het bereik van tijd en mode).    
Bononcini's 'Ombra mai fu' is overduidelijk barok en bleek niet "buiten het bereik van tijd en mode" te staan. De aria schiet alle kanten op en mist de helderheid, waarvan Burney sprak. 
Händels versie van 'Ombra mai fu' verschilt dan ook aanzienlijk van die van Bononcini. Zeker is er bij het beluisteren van Bononcini's 'Ombra mai fu' herkenning, maar dat is begrijpelijk, omdat het om dezelfde tekst gaat. Het verloop van de natuurlijke toonhoogte bij het uitspreken van die tekst was voor Bononcini en Händel nu eenmaal een identiek gegeven. Geen enkele toonkunstenaar zou daar omheen gekund hebben.
(Op YouTube zet de barokzangeres Simone Kermes zich in voor Bononcini's 'Ombra mai fu'. De "ontroering in eenvoud" van Bartoli komt bij mij niet over, wat m.i. eerder aan Kermes ligt dan aan Bononcini).

Over de opera 'Serse'
Koning Serse van Perzië
De handeling van de opera is die van een tragikomedie vol roddel en achterklap en met veel  liefdesverwikkelingen.
In de finale gaat Serse zo ver, dat hij zijn broer beveelt Romilda te doden. Op dat moment grijpt Serse's bruid Amastre in en Serse kalmeert. Hij voelt diep berouw, omhelst Amastre en legt de hand van Romilda in die van zijn broer. Eind goed, al goed. Zoals het een komische opera betaamt.
In deze opera zit veel (mooie) muziek uit ouder werk. Beknopte liedvormen dringen het aantal dacapo-aria's terug. Nu wordt de kwaliteit van de muziek hoger aangeslagen dan de tekst.

Over het recitatief en over de arioso 'Ombra mai fu' zelf 
In Händels tijd werd de rol van Serse gezongen door een castraat of (mezzo)sopraan. Pas later komen de tenoren aan bod. Zangers en zangeressen (alten!) zongen en zingen 'Ombra mai fu' graag als concert-aria zonder recitatief, los van het operaverhaal.
Het recitatief, dat aan de arioso voorafgaat, wordt 'accompagnata-recitatief' genoemd, omdat de instrumentale begeleiding niet leidt, maar - dienstbaar aan de tekst - volgt (begeleidt). De solist 'declameert' de tekst en zit niet in een keurslijf van melodie en ritme.
In een arioso gaan in de zang melodie en ritme weer harmonieus samen. De zanger blijft echter leiden en de dirigent blijft volgen. Bij een aria zijn de rollen omgedraaid.
Die wetmatigheden passen in de tijd, waarin deze muziek geschreven en uitgevoerd werd.  

Nog één opmerking: eigenlijk is 'Ombra mai fu' geen 'largo', maar een 'larghetto'! Een largo is breder en heel langzaam, een larghetto lichter, vloeiender en beknopter.

'Dank sei Dir Herr' (van Händel?)

LINK naar Schock's 'Dank sei Dir Herr'

Over dit bijna net zo bekende lied als 'Ombra mai fu' beperkt zich de informatie bij grammofoonplaten en CDs tot: "arioso uit Händels Cantata con stromenti (= zangstuk met begeleiding)".
Die weinigzeggende toelichting zou je op elke arioso van Händel kunnen geven. Dat het een arioso is, klopt, dat het om een zangstuk met begeleiding gaat, hoor je vanzelf, maar dat het van Händel is, moet serieus worden betwijfeld.

Het arioso werd voor het eerst uitgevoerd rond 1900 in een Berlijnse uitvoering van Händels oratorium 'Israel in Ägypten'. Dirigent was Siegfried Ochs (1858-1929), oprichter en koorleider van het 'Philharmonisch Chor Berlin'.
Siegfried Ochs







In een radio-uitzending uit 1963 van de 'Süddeutscher Rundfunk' wordt verteld, dat de muziekwereld van rond de voorlaatste eeuwwisseling na de uitvoering van Händels oratorium er direct van uitging, dat Ochs een vergeten juweeltje van Händel had ontdekt: ".....'Dank sei Dir, Herr', uit het oratorium 'Israël in Egypte' von Händel, éen van zijn meesterwerken: de Israëlieten zijn aan hun Egyptische vervolgers ontkomen en door de Rode Zee getrokken en nu zingt een vrouwenstem een danklied voor de wonderbaarlijke redding". Het arioso zou absoluut in Händels Bijbelse oratorium thuishoren, want het had de "eenvoud en adel van Händels wereldberoemde 'Largo' uit 'Xerxes" en "deed daar nauwelijks voor onder". Merkwaardig was echter, dat Siegfried Ochs' beantwoording van de vele vragen, die hij over zijn 'ontdekking'
kreeg, uit de weg ging. Hierdoor ontstond argwaan en toen men na zijn overlijden niets in de nalatenschap vond, wat wees op een origineel manuscript, wist men het bijna zeker: Ochs componeerde het arioso zelf. Hij nam Händels 'Ombra mai fu' als voorbeeld, maakte een knappe stijlkopie en voorzag die van passende tekst.
Daarbij had Ochs ook nog de pech, dat hij als stijlkopiist bekend was geworden door zijn 'Humoristische Variationen für Piano und Orchester'. Hij schreef die op het kinderliedje 'Kommt ein Vogel geflogen' in de stijl van veertien
beroemde componisten, onder wie Bach, Beethoven, Mozart, Joh. Strauss jr, Verdi, Wagner enz. Händel ontbrak en je zou dus - een beetje vals - kunnen zeggen, dat Ochs met hem andere plannen had.
100% bewijs, dat 'Dank sei Dir, Herr' niet van Händel is, is er overigens niet. En denkbaar is, dat Siegfried Ochs als arrangeur van een compositie van Händel optrad en die het oratorium inschoof. Hij handelde dan geheel en al in de stijl van de meester.

De tekst
Het 'Dank sei Dir, Herr', dat Siegfried Ochs rond 1900 voor zijn uitvoering van 'Israël in Egypte' gebruikte, heeft de volgende tekst:

arioso:'Dank sei Dir, Herr
Du hast Dein Volk mit Dir geführt,
Israel hin durch das Meer.

Wie eine Herde zog es hindurch,
Herr, Deine Hand schützte es,
in Deiner Güte gabst Du ihm Heil.


****
(Dank U, Heer
U hebt Uw volk, Israël,
meegenomen door de zee

Het trok er doorheen als een kudde,
Heer, Uw hand beschermde het,
in Uw goedheid schonk U het verlossing.

Dank U, enz.) 

Dit zou de meest authentieke tekst moeten zijn. Er zijn veel varianten. Te beginnen met teksten, die maar een beetje van de nu 113 jaar oude 'oertekst' afwijken, tot teksten, die de binding met de tocht door de Rode Zee hebben losgelaten en alleen een algemeen, christelijk dankgebed zijn.

'Lascia ch'io pianga'

is de beroemde aria uit het 2e bedrijf van de opera 'Rinaldo', gezongen door Almirene, dochter van Godfried van Bouillon (1060-1100), een aanvoerder van de eerste kruistocht (1096-1099) naar het Heilige Land.
















In deze aria probeert Almirene op hartverscheurende wijze haar ontvoerster, de tovenares Armida, koningin van Damascus, ertoe te bewegen haar vrij te laten:

aria:
'Lascia ch'ío pianga
mia cruda sorte
E che sospiri
La libertà.

Il duo infranga
Queste ritorte
De' miei martiri
Sol per pietà.


(Sta mij toe in tranen
mijn lot te beklagen
En te verlangen naar
de vrijheid.

Moge barmhartigheid
de ketenen van mijn pijniging
verbreken)

Kern van de operahandeling
Godfried belooft de christelijke held Rinaldo de hand van zijn dochter, mits deze Jerusalem verovert. Rinaldo en zijn troepen omsingelen de Heilige Stad. Argante, de koning aldaar, roept de hulp in van de geslepen Armida. Armida stelt voor Rinaldo weg te lokken van zijn legers door Almirene te ontvoeren. Dat lukt. Rinaldo gaat achter Almirene aan. Maar er zijn complicaties. Argante wordt (tevergeefs) verliefd op Almirene en Armida verlangt (tevergeefs) naar Rinaldo. De opera eindigt wonderbaarlijk: Armida en Argante krijgen berouw en bekeren zich tot het christendom. Rinaldo en Almirene trouwen met de zegen van Godfried.   

Het oorspronkelijk Engelse libretto
van 'Rinaldo' was van de jeugdige impressario Aaron Hill, die het verhaal ontleende aan het gelijknamige heldendicht uit 1562 van de Italiaanse dichter Torquato Tasso.
Giacomo Rossi vertaalde het libretto in het Italiaans en Händel gebruikte het voor zijn eerste (en succesvolle) opera in Londen (1711). Zoals eerder opgemerkt tuigde Händel de opera handig o.a. op met muziek uit zijn Hamburgse opera 'Almira'.

De aria 'Lascia ch'ío pianga' (met recitatief) werd door Händel pas bij een verregaande bewerking van 'Rinaldo' in 1731 opgenomen. De melodie ervan diende in 1705 eerst voor een Aziatisch ballet in 'Almira' en in 1707 voor Händels eerste oratorium 'Il Trionfo del Tempo e del Disinganno (De triomf van Tijd en Desillusie)'.
De eenvoud van de aria lijkt aan te tonen, dat Händel in 1731, kort na 'The Beggars's Opera', al afstand begon te nemen van het fenomeen 'dacapo-aria'.
'Lascia ch'io pianga' werd door de tijden heen - los van de opera - ook een geliefde concertaria. (Mezzo)sopranen en - in de laatste decennia - counter-tenoren pronken er graag mee. Meestal zonder het recitatief, dat nu eenmaal wordt gezien als behorend tot de opera. Uitvoeringen van de concertaria door 'gewone' tenoren komen minder voor. José Carreras zong de aria wel en zonder recitatief. Rudolf Schock ook, maar - verrassend - mét recitatief.

'Messiah, an Oratorio'





Eerder - onder het kopje 'Een tweede glanstijd!' - leidde ik Händels 'Messiah' al in.
Verder wees ik op het gemak, waarmee Händel in zijn werken bleef veranderen. Een definitieve versie van de 'Messiah' bestaat dan ook niet.

De aanzet tot Händels compositie van 'Messiah, an Oratorio' gaf Charles Jennens (1700-1773), een artistiek geïnspireerde grootgrondbezitter, die de tekstboeken schreef voor o.a. 'Saul', 'Messiah' en (waarschijnlijk) 'Israel in Egypt'. Voor de tekst van 'Messiah' maakte Jennens een op Jezus oftewel de Messias (Gezalfde) gerichte keuze van Bijbelteksten uit het Oude en Nieuwe Testament.

Charles Jennens












Het Bijbelse oratorium 'Messiah' beleefde in de Stille Week van 1742 haar eerste uitvoering in de 'New Music Hall' te Dublin. Händel en de andere organisatoren vonden dat een slim idee. De meeste theaters zouden voor en met Pasen dicht zijn, wat gunstig was voor de kansen op een goede opkomst van het publiek. Kerkelijke instanties daarentegen vonden de opvoering van een Bijbels oratorium vlak voor Pasen in een wereldse omgeving "blasfemisch" en dus een slecht idee. Dat de recettes naar een goed maatschappelijk doel gingen, deed daar niets aan af.
Ik weet niet of het daardoor komt, dat men in Engeland traditioneel 'Messiah' veel meer met het Kerstfeest verbindt, terwijl Händel zijn 'Messiah' juist als Paasoratorium zag.

De Duitse première en de Mozart-bewerking
In 1772 wordt 'Messiah' voor het eerst in Duitsland (Hamburg) uitgevoerd. In het Engels onder de Engelse dirigent Michael Arne. In 1775  gaat de Duitstalige 'Messias' in première. De vertaling is van Friedrich Gottlieb Klopstock (1724-1803). Carl Philipp Emanuel Bach, de op één na oudste zoon van Johann Sebastian Bach, dirigeert. Daarna zouden er nog meer Duitse vertalingen volgen.

In 1789 verschijnt er van Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) een nieuwe 'Messias'-bewerking in een vertaling van Christoph Daniel Ebeling (1741-1817).

Wolfgang Amadeus Mozart








Het is de Nederlander Gottfried van Swieten (1733-1803), die Mozart, met steun van Mozarts vrouw Konstanze Weber, tot deze bewerking 'verleidt'.
 Gottfried van Swieten
Mozart "voegt begeleidingen toe" en zoekt die in een uitbreiding van de blazers als versterking voor de strijkers. Verder schrapt hij o.a. twee aria's (N.B.: Händel streefde zelf al naar een strakke montage van 'Messiah' door de mogelijkheden voor 'barok vocaal vertoon' te beknotten: slechts twee dacapo-aria's overleefden het rode potlood) .  

De Mozart-versie werd populair. Tot in het begin van de 20ste eeuw was Mozarts arrangement in Europa - zelfs in Groot-Brittannië! - in de mode. Toen de belangstelling voor barok-opvoeringen in historisch verantwoorde vorm weer toenam, verloor zij terrein. Maar intussen wordt ook de Mozart-versie - in historische verantwoorde vorm (!) - weer uitgevoerd.

Over de vormgeving van Händels 'Messiah'
'Messiah/Der Messias' is een oratorium voor vier solostemmen, koor en orkest.
Het wil enerzijds 'kroniek van Jezus' leven' zijn en anderzijds (Händels eigen) 'christelijke geloofsbelijdenis'.
Het werk bestaat uit 3 delen met bijbelteksten uit het Oude en Nieuwe Testament:

1e deel:
Profetieën, die de komst van de Messias (Gezalfde en Verlosser) verkondigen;

2e deel:
Jezus' dood, opstanding, hemelvaart en Gods heerschappij over de wereld;

3e deel:
Jezus' wederkomst, opstanding der doden en verheerlijking van het Offerlam.

Aan het eind van het 2e deel zingt het koor het 'Halleluja', waarna een korte pauze is gedacht.

Rudolf Schock zingt de tenorpartij in 'Der Messias'

Om een indruk te krijgen, in welke uitvoerende context de zanger Rudolf Schock rond de concerten van Händels 'Messias' o.a. actief was, geef ik het volgende overzicht (de opera-optredens in Berlijn, Hannover en Wenen kunnen staan voor meerdere uitvoeringen):

Rudolf Schock zong in Keulen voor publiek op de avond van 5 Januari 1953 (ook 6 januari?) in 'Zaal 1 van de NWDR' de tenorpartij in de 'Messias' van Georg Friedrich Händel. De uitvoering van 5 Januari werd 's avonds om 19.30 uur door de radio live uitgezonden.

In December 1952 trad Rudolf Schock in Berlijn op in de titelrol van Verdi's 'Don Carlos' en in Hannover als Hoffmann in Offenbachs 'Les Contes d'Hoffmann'.
Voor de radio zong hij in december 1952 - resp. in Wenen en Hamburg -Nureddin in 'Der Barbier von Bagdad' van Peter Cornelius en Alvaro in 'La Forza del Destino' van Verdi.
In Januari 1953 trad hij kort na de 'Messias' op in Wenen als Rodolfo in 'La Bohème' van Puccini en zong hij voor de radio in Hamburg Ferrando in Mozarts 'Cosi fan tutte' en Joszy in Lehárs 'Zigeunerliebe'.

In 1953 begon ook Rudolf Schocks filmloopbaan. Regisseur Ernst Marischka nodigde hem uit Richard Tauber te spelen in de Oostenrijkse muziekfilm 'Du bist die Welt für mich' (zie o.a. 'RS op Film/DVD' en 'RS zingt Gounod'). Het gelijknamige titellied van de film zette Schock in september 1953 op de plaat. Door dat lied en die film was Rudolf Schock op slag een beroemdheid. 

De uitvoering van 'DER MESSIAS'
(op het CD-label RELIEF: CR 8001)

Bezetting:
Sopraan:    Anny Schlemm (toen 23 jr)
Alt:               Lore Fischer (toen 44 jr)
Tenor:         Rudolf Schock (toen 37 jr)
Bas:              Kurt Böhme (toen 44 jr)

Cembalo:   Annemarie Bohne
Orgel:          Hans Bachem (toen 55 jr)
Dirigent:    HANS SCHMIDT-ISSERSTEDT (toen 52 jr)
              
Koren van de NWDR Keulen en Hamburg
Instudering respectievelijk: Bernhard Zimmermann en MaxThurn
Keuls Radio- en Symfonieorkest
     


Hans Schmidt-Isserstedt












Dank aan het Zwitserse label RELIEF, dat het belangrijke muziekdocument ontdekte en in 2008 op CD uitbracht: in een formidabele geluidskwaliteit, die niets te wensen overlaat. Wat kan mono mooi zijn!
Maar er is vervolgens weinig over geschreven. In een gerespecteerd muziektijdschrift als Fonoforum las ik er bv. niets over.

In 'Der Opernfreund' (37e jaargang, 2009) stond een recensie met als titel 'Besonnte Vergangenheit (Zonovergoten verleden)'. Die was juichend. De recensent ziet deze 'Messias' als "referentie-opname".
Op internet zag ik een - (zeer) lovende - recensie in de 'Compleat Messiah-Guide' van Bret D. Wheadon. Wheadon presenteert én bespreekt op die site 240(!) Messiah/Messias-opnamen vanaf het begin van de vorige eeuw tot nu.

In het - zoals altijd bij 'Relief' - informatieve boekje bij de (2) CD's zet Prof. Dr. Gerhard Allroggen zich schrap tegen de 'historische uitvoeringspraktijk':
"...... hier (onder Schmidt-Isserstedt) werd geen historiserende doctrine gehuldigd, veeleer maakten de koorzangers, de solisten, de orkestleden en bovenal de dirigent Händels oratorium tot hun aangelegenheid, musiceerden zij naar criteria, die door hun esthetisch oordeel, door hun smaak waren bepaald. Dit concert, nu na zestig jaar, weer te beluisteren is een bijzonder avontuur. Na talrijke ervaringen met uitvoeringen van dit werk, opgelegd door de doctrines van de 'historiserende uitvoeringspraktijk',......., die echter geenszins allemaal als overbodig of zelfs schadelijk gebrandmerkt mogen worden, beleeft men hier een historische uitvoeringspraktijk, die totaal anders is. Een nieuwe, onverwachte uitvoeringspraktijk, die juist bij jongere luisteraars op belangstelling kan rekenen en bijval zal oogsten......." 

Zeker is deze 'Messias' van Schmidt-Isserstedt geen poging tot reconstructie van de opvoeringspraktijk ten tijde van Händel of Mozart.
Hans Schmidt-Isserstedt gaf gedreven leiding aan de tijdloze, monumentale Händel/Mozart-versie van zijn 'Messias', die in 1953 - en ik citeer met instemming Bred D. Wheadon -"with power and passion...full of life and feeling" uitgevoerd wordt: groot en breed, reformatorisch sober. Met een orkestklank, die flonkert, met koorzangers, die met troostende warmte kunnen zingen (CD 1, tr. 9: 'Uns ist zum Heil ein Kind geboren/For unto us a Child is born') en solisten, die met bewogenheid en "opera-grandeur" (Wheadon) hun teksten vertolken.

Drie van hen inderdaad met opera-achtergrond en één oratorium-zangeres, die haar door Händel gehandhaafde da-capo-aria uiterst genuanceerd zingt (CD 2, tr. 2: 'Er ward verschmähet/He was despised'). De aria duurt iets minder dan negen minuten, maar verveelt geen moment, omdat Lore Fischer erin slaagt bij elke herhaling indringender te klinken.

Lore Fischer, alt



















De "machtige stem" ('Opernfreund') van Kurt Böhme zingt de 2e door Händel niet geschrapte da-capo-aria (CD 2, tr. 23: Es schallt die Posaune/The trumpet shall sound) in razend tempo en met ruige bas. Zijn haast 'onbeschaamd' aandoende coloraturen geven grandioos uitdrukking aan de dronkenschap van vreugde, waarin Händel de solist laat verkeren.
Kurt Böhme, bas



















De o, zo jonge Annie Schlemm zingt stralend en expressief (CD 1, tr. 11 t/m 14 en 16!). Wheadon prijst de aangenaam heldere kwaliteit van haar stem en ik geloof, dat ik Anny Schlemm nog nooit zo mooi heb horen zingen.

Anny Schlemm, sopraan



















Over Rudolf Schock schrijft de 'Opernfreund', dat hij zijn recitatieven en aria's "technisch perfect en met veel inlevingsvermogen zingt" en dat te hopen is, dat er met hem nog meer opnamen uit oratoria behouden zijn gebleven en dat die uitgegeven zullen worden. Bred D, Wheadon beoordeelt Schocks zang als "rich and commanding(rijk en indrukwekkend)".
De recitatieven en arioso's, waarin verslag wordt gedaan van het lijden van de bespotte en stervende Jezus aan het Kruis (CD 2, tr. 6 t/m 10), zingt Schock aangrijpend: de doorleefde en beeldende behandeling van de teksten doet verlangen naar een Matthäus Passion met Schock als Evangelist. Maar helaas bestaat die niet. 

Helemaal opera is Schocks vocale vuurwerk in de aria 'Du zerschlägst sie/Thou shalt break them' (CD 2, tr. 18) uit het boek 'Psalmen' van het Oude Testament (Psalm 2, vers 8).



In deze aria, die Charles Jennens van toepassing verklaarde op 'Het laatste Oordeel' van het Nieuwe Testament, rekent God meedogenloos af met "de wereld en haar heersers, die het evangelie verwerpen". Direkt na de woedende aria klinkt dan het juichende 'Halleluja', waarvan de teksten stammen uit het boek 'Openbaringen' van het Nieuwe Testament. 

Rudolf Schock zingt 'Dank sei Dir, Herr' 
Waarschijnlijk is dus (zie hierboven) de aanname, dat dit arioso een 'serieuze compositie in de stijl van Händel' van Siegfried Ochs is.
Maar een historisch feit is ook, dat in het Duitse keizerrijk aan het begin van de 20ste eeuw het arioso door een groot deel van de muziekwereld werd gezien als een door Ochs herontdekt juweel van Händel uit diens oratorium 'Israel in Egypten'. Nog altijd zijn er overigens muziekliefhebbers, die deze mening aanhangen.
Absolute zekerheid is er dus niet. Wel ben ik er zeker van, dat Schock en Schüchter overtuigen in hun opname uit 1965 van 'Dank sei Dir, Herr'. Jammer, dat Sony/Eurodisc het arioso nog niet op CD heeft uitgebracht.
Rudolf Schock zong 'Dank sei Dir, Herr' - op andere tekst - ook in zijn laatste (koor)concert van 9 november 1986, enkele dagen voor zijn overlijden. Het is moeilijk bij het beluisteren daarvan de ogen droog te houden.     

Rudolf Schock zingt 'Lascia ch'io pianga' en 'Ombra mai fu'.
Een Engelse recensent van 'Gramophone, the world's authority on classical music since 1923' constateerde ooit, dat Rudolf Schock aan het eind van het -op zich "mooi gezongen"- Largo uit 1952 de gebruikelijke 'triller' wegliet. Die had inderdaad best gekund.
Schock zong wel voorgeschreven coloraturen, maar zelden andersoortige versieringen. Dat was nu eenmaal in het midden van de vorige eeuw in Duitsland geen esthetische vanzelfsprekendheid. Je hoort ze van geen enkele solist in 'Der Messias' van 1953, zelfs niet in de twee da-capo-aria's. Je hoort ze in geen van de drie versies van 'Ombra mai fu', die Schock zingt en ze ontbreken eveneens in zijn 'Lascia ch'io pianga'. De gewenste vocale vormgeving moest vooral van binnenuit komen: door de kleuring van de stem, de bepaling van het tempo, de keuze tussen legato en staccato, de natuurlijke tekstaccenten en de dosering van de emoties.

'Lascia ch'io pianga' (met het recitatief 'Armida,....')















Fried Walter

Rudolf Schock zingt op de LP 'Unsterbliche Arien von Stradella, Tenaglia, Händel, Gluck, Mozart unf Beethoven' (75 357 KR) uit 1966 deze aria uit Händels 'Rinaldo' overduidelijk als concert-aria. Dat kan moeilijk anders, omdat het een sopraan-aria is. Terecht voert hij de aria terughoudend uit: de smeekbede van de gepijnigde Almirene is hooguit geloofwaardig van een counter-tenor. Dat wil niet zeggen, dat Schock de prachtige muziek van de aria niet gevoelvol zingt, maar de presentatie is vooral een muzikale. Geen teveel aan expressie dus, waardoor de opera-handeling van 'Rinaldo' op afstand blijft. Des te verrassender is het, dat Schock wél het voorafgaande recitatief zingt, dat begint met de aanroep van de tovenares Armida, die in de opera Almirene gevangenhoudt. Daarmee komt de opera-plot juist dichterbij. Ik vermoed, dat Rudolf Schock en dirigent Fried Walter het voor de opname 'verleidelijker' vonden, als aan het begin de hoofdmelodie op de woorden 'Lascia ch'io pianga' nog niet direct zou worden prijsgegeven. Dit zou voor de toevoeging van het recitatief een begrijpelijk motief geweest kunnen zijn.

'Ombra mai fu' zonder recitatief 

Na een radio-opname van Händels 'Ombra mai fu' in 1951 onder Wilhelm Schüchter volgde ruim een jaar later de plaatopname van Electrola, eveneens met Schüchter.
Wilhelm Schüchter
Die opname kwam - mét Giordanis 'Caro mio ben' - terecht op de koor-LP(25cm!) 'Singende, klingende Weihnachtszeit' (zie ook 'RS zingt Gastaldon en Giordani').
Pas enkele jaren geleden verscheen zij in licentie in de 10CD-box 'Rudolf Schock, seine schönsten Lieder aus Oper, Operette und Film' van Membran/Documents. Weer niet op een CD met opera-aria's, maar op de CD 'Der Tenor und seine Lieder'.
Een CD met o.a. de radio-opname uit 1951 kwam bij 'DAmusic' uit ('Schock-Portrait'). De 'Breitklang-Stereo' is wat overdadig.

Naar de reden, waarom de wereldse liefdesverklaring van koning Xerxes in de religieuze beleving is ingetreden, blijft het gissen. Dat Händels 'Larghetto' - zonder het recitatief - als  'kunstlied' werd opgevat, is begrijpelijk: zo simpel en zo mooi kan het lied klinken als het ook op die manier wordt uitgevoerd.
Rudolf Schock deed dat in 1951 en 1952, waarbij zijn zilveren 'mezza voce' van die jaren het gemis van de afsluitende 'traditionele triller' ruimschoots vergoedde.

'Ombra mai fu' MET recitatief

De Sony/Eurodisc-opname uit 1962 onder Werner Eisbrenner (of toch Wilhelm Schüchter?) kan moeilijk als 'kunstlied' worden opgevat.
Dit is opera en daarin is het recitatief noodzakelijk.
Werner Eisbrenner

Ik begrijp het, als muziekliefhebbers Schocks lezing te fors vinden: "zijn stem is te groot voor deze aria - hij zingt alsof het Wagner is: hij zingt Siegfried! - de aria moet gezongen worden met sensibiliteit en 'great feeling". Ik begrijp dat, maar ik geloof, dat die muziekliefhebbers onder invloed van de ontwikkelingsgang van 'Händels Largo' min of meer het zicht op de oorsprong van het arioso hebben verloren. Mogelijk zouden ze zich meer kunnen vinden in Schocks eerste twee uitvoeringen.

Maar de eigenzinnige versie van Rudolf Schock uit 1962 wordt gezongen - en ik herhaal wat Charles Burney in 1789 over 'Ombra mai fu' zei - "in een heldere en majestueuze stijl, buiten het bereik van tijd en mode". Het is dezelfde "rijke en indrukwekkende" stijl, die je van Schock in 'Der Messias' hoort.

Recitatief en arioso in Händels opera vormen een samenhangend geheel onder een adembenemende spanningsboog. Alles klopt: klank, tempo, legato, tekstbehandeling en (gedoseerde) emotie.

Bezoekers van YouTube hebben Rudolf Schocks 'Ombra mai fu' meer dan 42.000x beluisterd en op wat meningen na, die Wagner denken te horen, is het merendeel van de reacties (zeer) positief:

"Increible. Excelente voz(stem)",

"One of those great voices, that got me hooked on opera at twelve",

"Ja, hij zingt 'een ingehouden Siegfried'. Onwaarschijnlijke klasse! Bravissimo!",

"Eén van de grootste tenoren, zingt dit zeer gevoelig...kippenvel",

"Vreemd, wat ik hoor is een grote stem, die ingehouden zingt met een excellent legato". Zeer aantrekkelijk",

"het voelde alsof de dirigent een hemelse ervaring kreeg....hij liet het orkest zijn gang gaan en reed mee met de zanger.." (Een mooi beeld, dat lijkt te sporen met wat ik eerder over het 'arioso met accompagnata-recitatief' schreef: de zanger leidt en de dirigent volgt! - KdL)

"Hij had werkelijk een first class stem! Gecontroleerd, met de juiste klankkleur voor een 'heroic' zanger, en toch de juiste warmte en smaak om deze gevoelige aria te zingen"

"Dit is echt uitstekende zang - goed tempo! Largo betekent niet huilerig. Lyrisch en mooi - niet donkerder en forser gemaakt, maar rond gezongen. Een must voor hen, die van zang houden en voor hen, die zelf zingen".

Rudolf Schocks opname uit 1962 komt voor op de CD 'Rudolf Schock, Stimme für Millionen'  (Sony/Ariola 610 229-231).

 


Krijn de Lege, 21.8.2014/17.3.2019

Keine Kommentare: