04.01.10

RUDOLF SCHOCK ZINGT GAETANO DONIZETTI (1) NEW: 6.9.2017









"D e r  d e u t s c h e  G i g l i"

kopt het Duitse kwaliteits-weekblad 'Die Zeit' november 1986, als het een necrologie naar aanleiding van Rudolf Schock's overlijden publiceert. Journalist Wolfram Schwinger eindigt zijn tekst als volgt:
















"Tot Schock's glansrollen behoorde Donizettis Nemorino: Daar kon hij de 'Schmelz' van zijn welluidende stem met haar karakteristieke 'gouden strot', haar zinnelijk-warme timbre geheel en al ontvouwen. Het gebeurde in 1950 in de Berlijnse Staatsopera (die nog in het 'Admiralspalast' speelde....), en er werd in zijn tijd nog Duits gezongen; maar toen na zijn liefdesromance de stormachtige toejuichingen eenvoudigweg niet wilden eindigen, stapte hij naar de rand van het podium en herhaalde het 'Una furtiva lagrima' in het Italiaans, nu pas goed demonstrerend, hoe uit een Duitse Beniamino Gigli het allermooiste bel canto kan stromen":



Gaetano Donizetti (1797-1848)
Portret, geschilderd door Gerolamo Induno (1825-1890)


Maar eerst met grote stappen door de geschiedenis van het muziektheater. Zodat we gauw 'thuis' zijn. Geen getreuzel, want we hebben in deze tijden - om met Herman van Veen te spreken - "een ongelooflijke haast"!

In de 17e eeuw ontwikkelt de opera zich vooral in Italië. Eerst vanuit Venetië als 'opera seria' - ernstig van inhoud - met grote namen als Monteverdi en Scarlatti en dan vanuit Napels als 'opera buffa', waarvoor componisten als Logroscino en Pergolesi een vrolijker muziek schrijven. De dominante zangstijl is het 'bel canto', dat zich richt op "schoonheid van stemklank en gaafheid van techniek" (Leo Riemens 1959) en - voeg ik eraan toe - geheel en al dienstbaar moet zijn aan 'la musica'. In de 18e eeuw verspreiden zich via Parijs 'opera seria' (Händel en aanvankelijk ook Gluck) en 'opera buffa' over de rest van Europa. Mozart houdt niet van 'hokjes' en schuift 'seria' en 'buffa' in elkaar. Voor 'Don Giovanni' (1787) bedenkt hij de genre-naam 'dramma giocoso': een 'blijmoedige tragedie' met bijv. Donna Anna/Don Ottavio in het serieuze en Leporello/Zerlina in het opgewekte kamp. Titelfiguur Don Giovanni leeft zich tot zijn onvermijdelijke ondergang uit in beide kampen. Aan het eind van de 18e, maar vooral in de 19e eeuw wordt in Europa de dominantie van het Italiaanse 'bel canto' doorbroken door een sterk op de expressie van het woord betrokken, dramatisch-declamatorische zangstijl. Het is goed ons te realiseren, dat later in steeds meer opera's beide zangstijlen elkaar aanvullen en dit muzikale compromis dan opnieuw 'bel canto' wordt genoemd.

Terug naar Italië,
(waar in de 'opera buffa' het gezongen 'recitativo secco' ('droge recitatief ') met klavecimbel-begeleiding voor alle partijen behalve die van de bas, het nog lang volhoudt, terwijl elders gesproken dialogen hun entree maken. Een flexibele Mozart componeert dan ook voor zijn Italiaanse opera's gezongen recitatieven en voor de Duitstalige 'Entführung aus dem Serail' (1782) gesproken dialogen!)
In de 19e eeuw richt Gioacchino Rossini (1792-1868: zie foto) de opera-aandacht weer op Italië. Rossini componeert ernstige opera's (bijv. 'Tancredi'-1813), komische opera's (o.a. 'Il barbiere di Siviglia'-1816) en - à la Mozart - 'dramma giocoso'-opera's, waarin ernst en luim elkaar afwisselen: 'L'italiana in Algeri'-1813, 'La Cenerentola (Assepoester)'-1817, 'Il viaggio a Reims (De Reis naar Reims)'-1825. In 1829 zegt Rossini het muziektheater op grandioze wijze vaarwel met de voor Parijs geschreven, historische Grand Opéra 'Guillaume (Willem) Tell'. In de decennia daarna componeert hij alleen nog religieuze composities (bijv. 'Stabat Mater'-1842) en pianomuziek. Vincenzo Bellini (1801-1835: zie portret) en Gaetano Donizetti zetten Rossini's werk voort en continueren daarmee de reputatie van Italië als operaland.
Bellini wordt beroemd met romantische opera's als 'Norma'
en 'La Sonnambula (De slaapwandelaarster). Zijn vriend, Felice Romani (1788-1865: zie portret), schrijft de teksten voor die opera's, maar ook voor het 'dramma giocoso'-achtige 'L'elisir d'amore', waarmee Gaetano Donizetti in 1832 internationaal doorbreekt. Rossini, Bellini en Donizetti slaan een belangrijke brug van de opera's van Mozart naar die van Verdi en Puccini.
*****
Wat gebeurt er op die brug?
De strenge indeling 'opera seria' en 'opera buffa' wordt geleidelijk aan losgelaten. Er komen mengvormen. Automatismen voor de core business van de verschillende stemsoorten (bv. de bas zingt altijd de hogepriester) en de vormgeving van aria's worden ter discussie gesteld. Onder 'bel canto' wordt behalve 'mooie zang' steeds meer OOK expressieve tekstbehandeling verstaan. Mythologische en historische helden en heldinnen delen de Bühne steeds vaker met 'gewone mensen'. Statische types groeien uit tot zich ontwikkelende karakters. Er is een roep om realistischer operaverhalen ('verismo'): om echte mensen in een echte wereld. Donizetti blijkt niet doof voor deze roep.

Goed voor ruim 70 opera's!
Gaetano Donizetti uit Bergamo debuteert als opera-componist in 1818. Tot 1830 is Rossini's invloed op zijn werk duidelijk merkbaar. Maar dan - om en nabij de dertig opera's verder - verschijnt 'Anna Bolena' (libretto: Felice Romani) ten tonele. Weer staat de historie model, maar de operafiguur van Anna is herkenbaar als een mens van vlees en bloed. Het Italiaanse operapubliek leeft en lijdt met haar mee en Donizetti boekt zijn eerste grote succes. Onvermoeibaar produceert de componist nog eens veertig opera's, waaronder: 'L'elisir d'amore' (Milaan 1832), 'Lucretia Borgia' (Milaan 1834), 'Lucia di Lammermoor' (Napels 1835), 'La Fille du Régiment'/ 'La Favorite' (beide Parijs 1840), 'Linda di Chamounix' (Wenen 1842) en 'Don Pasquale' (Parijs 1843). In die opera's werkt Donizetti verder aan de muzikaal genuanceerde tekening van menselijke karakters, die hij in 'Anna Bolena' (foto: Maria Callas als Anna Bolena) onder de knie kreeg. Tussen de opera's door schrijft hij symfonieën, strijkkwartetten en een requiem voor de - zeer jong - gestorven Bellini. In 1842 dirigeert de verbazingwekkende Donizetti in Bologna de wereldpremière van Rossini's 'Stabat Mater'. In 1844 lijdt hij aan een hersenziekte en wordt opgenomen in een Parijse kliniek. Drie jaar later brengt men Donizetti naar zijn geboorteplaats Bergamo, waar hij overlijdt.

********************

'Don Pasquale'
is rijk en oud. Hij wil graag trouwen met de weduwe Norina. Zij is arm en (erg) jong. Een klassieke plot voor een gezellig-ouderwetse 'opera buffa'. Maar die kunnen in 1843 eigenlijk niet meer, omdat ze uit de mode zijn. Toch is de Parijse première een 'fonkelende' (Riemens) voorstelling. Donizetti's hoofdpersonen presenteren zich als moderne, levende mensen, in wie de toeschouwers zich herkennen. Don Pasquale krijgt uiteindelijk zijn verstand terug en feliciteert grootmoedig het liefdespaar Ernesto en Norina met hun voorgenomen huwelijk. Hij ziet in, dat hij te oud is voor Norina. Norina ontpopt zich in de loop van het verhaal als een erg slim meisje, dat haar omgeving perfect naar haar kleine hand zet. Donizetti's muziek is één en al melodieënrijkdom, die een hoogtepunt bereikt in het 3e bedrijf, als gedurende een nachtelijk rendez-vous in Don Pasquale's tuin Ernesto eerst de 'zijden' serenade 'Com'è gentil' zingt en daarna met Norina het 'fluwelen' duet 'Tornami a dir che m'ami' aanheft. De lichte, lyrische tenor Tito Schipa excelleerde in de rol van Ernesto.

Rudolf Schock als Ernesto (fotos archief Mw. Gisela Schock) Vlak voor de 2e wereldoorlog zingt Schock de rol van Ernesto in een 'Don Pasquale'-première van het 'Staatstheater' te Braunschweig. Vijf jaar later, op 2 maart 1944, zingt hij - niet lang na behouden thuiskomst uit Stalingrad - de rol nog eens in een 2e 'Don Pasquale'-première in Berlijn. Michael Bohnen is Don Pasquale, Karl Schmitt-Walter dottore Malatesta en Irma Beilke Norina. De voorstelling vindt noodgedwongen plaats (het 'Deutsche Opernhaus' ligt in puin) in het 'Admiralspalast' vlak bij het station 'Friedrichstrasse'. Dirigent is Leopold Ludwig en de toneelregie heeft Günther Rennert. In Schock's biografie staat, dat de zaal uitverkocht is en "de mensen de kleren dragen, waarmee ze uit hun huizen zijn gebombardeerd". De uitvoering wordt een grandioos succes en "de volgende dag was ik beroemd".

Schock, Beilke, Bohnen, Schmitt-Walter in 'Don Pasquale' 1944



Een indruk van hoe enerverend Rudolf Schock rond 1945 de rol van Ernesto zong, is te krijgen bij het beluisteren van het de zinnen strelende nacht-duet. Het staat op meerdere Schock-solo-CD's met opera-fragmenten (o.a. op Laserlight Classics LC 24865 en Sonia CD 74503). Dit is geen live-fragment uit de opera-voorstelling van 1944, maar uit een in 1946 live opgenomen Berlijns radioconcert. Dat Irma Beilke ook hier Schock's 'Norina' is, geeft deze opname bijzondere betekenis.

De coloratuursopraan Irma Beilke (1904-1989) trad in bijna alle muziek-hoofdsteden van Europa op. In Salzburg was zij o.a. als Pamina in 'Die Zauberflöte' te horen, waaruit blijkt, dat zij in de loop van haar carrière ook lyrische sopraanrollen is gaan zingen. Tamelijk vroeg (1958) nam zij afscheid van het operatoneel. Rudolf Schock beschikte in de periode 1936-1959 over een respectabele hoogte. Door de omstandigheden in de aanloop naar de oorlog, tijdens de oorlog en in de nasleep van de oorlog kwam die beheersing van het hoogste register relatief laat (eerste grammofoonplaat-opnamen pas in 1947) tot gelding. Schock nam echter tussen 1947 en 1959 zoveel op, dat we geen gebrek aan bewijzen voor die kwaliteit hebben. Hierbij denk ik aan hoge tenorpartijen (compleet en fragmentarisch) in de 'Barbier von Bagdad' (Cornelius), 'Andrea Chénier' (Giordano), 'Die grosse Sünderin' (Künneke), 'L'amico Fritz' (Mascagni), 'Les Contes d'Hoffmann' (Offenbach), 'Die verkaufte Braut' (Smetana), Donizetti's 'Don Pasquale' en 'L'elisir d'amore'.

********************
L'elisir d'amore (De liefdesdrank)
speelt een hoofdrol in dit 'dramma giocos0', waarin de opgewektheid ernstige ondertonen heeft: Adina heeft land in pacht en werknemers in dienst. Ze is jong, mooi, intelligent en ongedurig. Ze heeft zelfkennis, want ze zingt dat ze slim en grillig is: 'wat mij vandaag boeit, verveelt mij morgen'. Nemorino is een jonge, schuchtere, naieve boerenknecht, die niet kan lezen en schrijven. Hij is verliefd op Adina, maar kijkt tegen haar op: 'zij kan lezen, studeren, zich in elke wetenschap bekwamen, maar ik begrijp niets van dat soort dingen'. Op een kwade dag komen er soldaten in het dorp. Hun arrogante sergeant (Belcore) is een ervaren vrouwenveroveraar. Hij wil zo vlug mogelijk met Adina trouwen, want voor je het weet, moet een soldaat weer verder trekken. Adina neemt het aanzoek in beraad. Nemorino is wanhopig, tot er kort na de soldaten ook een 'zeer geleerde dokter Dulcamara' het dorp met een bezoek vereert. Dulcamara handelt in flesjes met een 'liefdesdrank', die al na 24 uur een fantastistische uitwerking heeft.
Nemorino koopt en drinkt de "toverdrank", die uit koppige wijn bestaat. Hij raakt flink aangeschoten en gedraagt zich overmoedig en brutaal tegen Adina.
Dat irriteert haar zo, dat zij uitroept 'vandaag nog' met Belcore te zullen trouwen. Nemorino gaat nu helemaal door het lint: hij smeekt Adina om een dag uitstel - wat Adina ondanks opkomend medelijden weigert - en loopt in paniek weg om de 'dokter' te zoeken. Tot zover het eerste bedrijf.
In het tweede bedrijf schuift Adina - tot ergernis van Belcore - de huwelijksvoltrekking toch nog een paar uurtjes voor zich uit.
Nemorino blijkt niet genoeg geld te hebben om een tweede fles te kopen, die - naar hij hoopt - de hormonen sneller zal activeren. Om aan geld te komen laat hij zich tot overmaat van ramp door Belcore overhalen soldaat te worden. Tegelijkertijd gaat als een lopend vuurtje het gerucht door het dorp, dat Nemorino's rijke oom onverwacht is gestorven en dat Nemorino de enige erfgenaam is. In een oogwenk ziet een verbijsterde Nemorino zich omringd door meisjes, die hem ongeremd het hof maken. Dan begrijpt hij het: de liefdesdrank heeft gewerkt! Adina informeert om zich heen, wat er is gebeurd. Opeens beseft ze, dat ze van Nemorino is gaan houden. Ze verbreekt Nemorino's leger-contract en verklaart hem haar liefde. Belcore geeft Adina grootmoedig op (voor haar tien anderen) en de opera eindigt in vrolijke samenzang.

'Nemorino en Adina' als 'Tristan en Isolde'? Of zijn het 'opera buffa'-figuren?
In de oude sage (die de stof leverde voor het gelijknamige, middeleeuwse verzen-epos van Gottfried von Strassburg en in de 2e helft van de 19e eeuw Wagner zou inspireren tot de opera 'Tristan und Isolde'), is een liefdesdrank de oorzaak van een verheven, maar onmogelijke liefde tussen ridder Tristan en Isolde Blondhaar. Zij kiezen voor de liefdesdood en de hereniging in het hiernamaals.
In Felice Romani's tekstboek voor 'L'elisir d'amore' is het belachelijke drankje van de kwakzalver een slechte Bordeaux, is Adina een wat wispelturige dame op het platteland en Nemorino een eenvoudige boerenjongen. Het liefdespaar is hooguit bedoeld als een (terloopse) parodie op de held en heldin uit de sage.
Adina en Nemorino zijn ook niet typerend voor de 'opera buffa'. Adina komt aardig in de buurt van een geëmancipeerde vrouw van nu: Ze is goed opgeleid en geeft leiding aan een landbouwbedrijf. Ze is in het maatschappelijk verkeer realistisch en heeft humor. Nemorino is kinderlijk, maar oprecht. Smoorverliefde mensen gedragen zich nu eenmaal anders dan 'normale' mensen. Aan het eind van de opera lacht niemand van het dorp hem meer uit. Hij verdient en krijgt nu van iedereen respect: 'Boer-zoekt-Vrouw'-formule anno 1832.
Belcore en Dulcamara hebben het bloed van de 'opera buffa' nog in de aderen. Maar ook zij gedragen zich genuanceerder: Belcore speelt de macho, maar blijkt een sportief verliezer. Dulcamara heeft veel weg van sommige zakenlieden, die door alle tijden heen een vlotte babbel paren aan een onlesbare gelddorst.
*****
Donizetti's muziek in L'elisir d'amore: 
modelleert de karakters en karakterontwikkelingen van de hoofdpersonen: De 'cavatina' in het begin van het 1e bedrijf ('Quanto è bella/Welche Huld und welche Reize'), waarin Nemorino zijn maatschappelijke afstand tot de mooie en 'geleerde' Adina beschrijft, komt met zijn natuur overeen. Het is een simpel lied zonder tekstherhalingen en zonder muzikale franje. Nemorino's beroemde romance 'Una furtiva lagrima/Heimlich aus ihrem Auge' of 'Wohl drang aus ihrem Herzen' moet die lied-achtige eenvoud ook uitstralen. Alleen al Donizetti's bescheiden instrumentatie (harp en fagot centraal) is hiervoor een niet te negeren aanwijzing. Maar in het (latere) Italiaanse 'bel canto' wordt de aria nog wel eens - onnodig - uitvergroot door over-dramatische passie en te veel muzikale krullen. In de groots opgezette, dramatische finale van het 1e bedrijf kiest Adina plotseling partij (Wat gebeurt er met haar?) voor Nemorino. Donizetti vertaalt die daad muzikaal door Adina de melodie van Nemorino's aandoenlijke 'Adina credimi/Adina, glaube mir' over te laten nemen. De krijgsmacht wordt gepersifleerd door een karikaturale entree onder intimiderend tromgeroffel en dreigend sabelgerinkel. De traditionele 'opera buffa' laat een spoor na in het gezongen 'recitativo secco' met klavecimbel-begeleiding' (zie boven) en de feestelijke 2e finale.
*****
Over de inspiratiebron en de vraag, of de opera succes had
Zoals gezegd: Felice Romani schrijft de tekst en hij laat zich inspireren door 'theaterdier' Eugène Scribe (zie ook 'RS zingt Daniël Auber'), die o.a. het libretto voor Daniël Auber's nu vergeten opera 'Le Philtre (De Toverdrank!)' schreef. 'Le Philtre' ging in 1830 in premiére, 'L'elisir d'amore' in 1832. Ik geloof niet, dat het duo Romani & Donizetti hun Franse collega's Scribe en Auber hebben geplagieerd. Maar de link tussen beide opera's is onmiskenbaar.

Na de Milanese premiére van 'L'elisir d'amore' in 1832 is Gaetano Donizetti internationaal bekend. In 1834 wordt 'Der Liebestrank' met bescheiden succes opgevoerd in Berlijn. De Duitse vertaling is van de opera-tenor Johann Christoph Grünbaum (1785-1870). Een jaar later is het succes van 'Der Liebestrank' in Wenen veel groter. Respectievelijk in 1836 en 1838 volgen Londen en New York (in de 'Academy of Music').
Grünbaum's Duitse vertaling wordt in de 20ste eeuw gedeeltelijk omgewerkt door Wilhem Zentner. Vandaar, dat Duitse tenoren de romance 'Una furtiva lagrima' nu eens in de oude ('Heimlich aus ihrem Auge'), dan weer in de nieuwe ('Wohl drang aus ihrem Herzen') versie zingen. Overigens verandert in de tweede vertaalversie de 'stille traan' van de Italiaanse tekst in een diepe 'zucht'.


Eind 19e eeuw vinden er nauwelijks nog uitvoeringen van 'L'elisir d'amore' plaats. Donizetti's tragische opera's (o.a. 'Lucia di Lammermoor') zijn dan populair.


Tot in 1901 - na langdurig en heftig aandringen van de op 28-jarige leeftijd al wereldberoemde Enrico Caruso (1873-1921) - 'L elisir d'amore' aan de Scala van Milaan onder Arturo Toscanini in herpremière gaat. Het succes van Caruso en 'zijn' opera is enorm, wat blijkt uit de 36 uitvoeringen, die volgen. In 1904 zingt Enrico Caruso Nemorino in New York aan de gloednieuwe Metropolitan-opera. Hij verklaart de romance 'Una furtiva lagrima' tot zijn lievelingslied.

De rol van Nemorino, die geschreven is voor een lyrische, hoge tenor, is vervolgens opnieuw een glanspartij van Tito Schipa (1887-1965 -zie foto), die hij in 1935 o.a. in Nederland zingt.
En natuurlijk was Nemorino ook een ideale rol voor 'mezza-voce'-specialist Beniamino Gigli (1890-1957), met wie 'Die Zeit' Rudolf Schock in 1950 op één lijn stelt.
Muziekrecensent Leo Riemens wijst er overigens in zijn 'Groot Operaboek' (1959) op, dat 'Der Liebestrank' in de Duitstalige landen nooit zo populair is geworden als 'Don Pasquale'.
*****

Rudolf Schock als Nemorino op het toneel
Bronvermelding v.d. 4  foto's hieronder:
SLUB Dresden / Deutsche Fotothek / Fotograf: Abraham Pisarek
/http://www.deutschefotothek.de/documents/obj/0000873_054, 0000873_067, 0000873_062, 0000873_070}
met Rita Streich & Kurt Rehm (0000873_054)





















Rudolf Schock (0000873_067)


















met Heinrich Pflanzl
als wonderdokter Dulcamara
(0000873_062)

Dat Rudolf Schock er in juni 1950 er alles aan gedaan heeft, om Donizetti's 'Liebestrank' populairder te maken, blijkt uit het artikel uit 'Die Zeit', waarmee deze tekst opent.
Samen met Schock zongen en speelden Rita Streich (volgens Schock in zijn biografie: "een verrukkelijke Adina"), Ruth Keplinger (Giannetta), Heinrich Pflanzl (Dulcamara) en Kurt Rehm (Belcore).
Hans Löwlein dirigeerde en Werner Kelch had de regie.

Muziekcriticus Horst Koegler, die oog- en oorgetuige was, merkt in 1965 in het muziektijdschrift 'Fonoforum' op, dat hij in zijn latere leven zo'n "amusante, sprankelende, in de geest van Donizetti uitgevoerde 'L'elisir d'amore' vrijwel nooit meer had meegemaakt, ook niet in de Italiaanse grondtekst".
Schock's Nemorino herinnert hij zich als "betoverend".





Voorbereiding op foto-sessie met Rudolf Schock: premiere 1950 'Der Liebestrank'

(0000873_070)







Rudolf Schock als Nemorino op LP, CD, Film en DVD:
  • 15.7.1950: radio-opname 'Una furtiva lagrima' met dir. Hans Löwlein (o.a. RELIEF CR 3001)
  • 1952: radio-opname 'Frag doch, warum der Zephir (Chiedi all'aura lusinghiera)' met Rita Streich en dir. Robert Heger (Membran-Documents 231832)
  • 25.8.1955: studio-opname uit Bielefeld 'Una furtiva lagrima' met dir. Wilhelm Schüchter (LP(!) op EMI E2008/09: Edition 2000)
  • 25.8.1955: studio-opname uit Bielefeld 'Una furtiva lagrima' met dir. Wilhelm Schüchter (EMI CDZ 7 67184-2)
  • 1955: studio-opname voor de film 'Der fröhliche Wanderer' 'Heimlich aus ihrem Auge' met (ik dank de heer Ludwig Stumpff zeer voor deze aanvulling) dir. Egon Kaiser (Film kwam in 2015 op DVD uit bij 'Filmverlag Fernsehjuwelen'!).
  • Februari 1962: Berlijnse studio-opnamen voor een tv-film van de complete 'L'elisir d'amore' met Stina-Britta Melander (Adina), Lothar Ostenburg (Belcore), Ludwig Welter (Dulcamara), Roswitha Bender (Giannetta), Berliner Kammerchor en Berliner Symphoniker. Dir. ERNST MÄRZENDÖRFER (deze geluidsopnamen zijn op CD verkrijgbaar bij het 'Hamburger Archiv für Gesangskunst' onder nr. 30332 en op het label 'Cantus Classics' onder nr. CACD 5.01716F!)
  • 12.6.1963: studio-opname uit Bamberg 'Una furtiva lagrima' met dir. Wilhelm Schüchter (LP (!) op Eurodisc 70608 KR en 78571 IU)


























  • 9.1.1965: live-concertopname uit München 'Una furtiva lagrima' met dir. Arego Quadri (in privé-bezit van R. Schock-verzamelaars).
Vanwege de relatie tot de Berlijnse première van 30 juni 1950 kan de 15 dagen latere radio-opname van Nemorino's (Italiaans) gezongen romance "historisch" genoemd worden. Bovendien is het de zelfde Hans Löwlein (1909-1992), die dirigeert.
Zo ongeveer moet op die 30e juni Schock's stormachtig bejubelde toegift geklonken hebben: op de top van zijn vocale kunnen, als 'mezza voce'-specialist in de voetstappen van Beniamino Gigli tredend.
Deze opname, die pas in 1985 verscheen, is op CD ruimschoots verkrijgbaar. Over Schock's in totaal zeven 'Una furtiva lagrima'-opnamen heb ik het nog verderop. Ook het in 1952 onder Robert Heger (1886-1978) opgenomen duet uit de 1e akte van 'L'elisir d'amore' zal niet veel verschillen van de manier, waarop Rita Streich en Rudolf Schock dit duet twee jaar eerder op het toneel hadden gezongen. Ook hierop kom ik terug.


Rudolf Schock & Rita Streich 1950
(SLUB Dresden / Deutsche Fotothek / Fotograf: Abraham Pisarek/
  http://www.deutschefotothek.de/documents/obj/0000873_025) 

























Rita Streich (1920-1987)
is ongetwijfeld één van de belangrijkste coloratuursopranen van de vorige eeuw. Ze kreeg les van o.a. de legendarische zangeressen Maria Ivogün en Erna Berger en begon haar loopbaan in 1943 met de lastige rol van Zerbinetta in 'Ariadne auf Naxos' van Richard Strauss. In 1954 zou zij in het goede gezelschap van Elisabeth Schwarzkopf, Irmgard Seefried en Rudolf Schock dezelfde rol zingen in de complete opname van 'Ariadne' onder Von Karajan. Direct na de oorlog (1946) ontmoette Rita Streich Rudolf Schock voor het eerst tijdens een gemeenschappelijk concert in Oebisfelde. Het honorarium bestond uit voedsel, omdat geld geen waarde meer had. Beide zangers gingen na het concert tevreden met een zak eten naar huis.
In dat zelfde jaar 1946 debuteerde Streich aan de Berlijnse Staatsopera in de rollen van Olympia ('Hoffmanns Erzählungen' van Offenbach: zie foto) en Blondchen ('Entführung aus dem Serail' van Mozart). Daarna zong zij in Berlijn o.a. Gilda in 'Rigoletto' van Verdi (met Josef Metternich en Rudolf Schock) én Adina in 'L'elisir d'amore'. Na Berlijn kwam Wenen en vervolgens vierde Streich in de gehele wereld triomfen. Vanaf 1974 gaf zij haar muzikale ervaring door aan jonge, aankomende zangers en zangeressen. In het boekje bij de CD 'Mit Rudolf Schock in der Welt der Operette (Vol. 2)' vertelt Thomas Voigt, dat Rita Streich in de vroege jaren vijftig ook optrad onder de naam 'Gina Berger' ('Berger' is de achternaam van haar man). Op genoemde Schock-CD (EMI 7243 5 85286 2 6) zingt de 'geheimzinnige Gina Berger' twee fragmenten uit Georg Jarno's operette 'Die Förster-Christel'. Voigt vermoedt, dat de jonge Streich niet als 'pop-artiest' bekend wilde worden, maar het zou natuurlijk ook kunnen, dat ze de status van operette-zangeres niet zo gunstig voor haar opera- en liederencarrière vond. Waarom zou ze anders de 'Förster-Christel'-opnamen onder een schuilnaam gezongen hebben?




 Volledige 'L'elisir d'amore (Liebestrank)' van februari 1962
is voor mij aanleiding kort terug te grijpen op de blogtekst: 'Rudolf Schock: zanger en vertolker (3)'. Onder het kopje '1959-1986' schreef ik, dat 'in de loop van 1959 de stem van de dan 44-jarige Rudolf Schock wat stroever lijkt te worden. Het hoogste register kost meer moeite. Friedrich Herzfeld (de schrijver van een beknopte biografie van Schock) stelt vast, dat Rudolf Schock in de Franse opera " 'Wenn ich König wär' (1960) "verrukkelijk zingt en droomt, maar dat hij wel wat moeite heeft met de topnoten". Verderop merkte ich echter op, dat 'charme, charisma, flair, muzikaliteit, overtuigingskracht, superieure tekstbehandeling en boven alles de natuurlijke eenvoud van zijn voordracht onaangetast blijven'. Die bijzondere mix van eigenschappen was het, die muziekcriticus Thomas Voigt zich in 2004 deed afvragen: 'Hoeveel zangers zijn er geweest, die hun kwaliteiten, die met de jaren minder werden, zo goed wisten te compenseren als Rudolf Schock?'. Deze herhalingsoefening dient mede als achtergrond voor wat volgt:

Het succes in 1960 (zie 'RS zingt Adam') van de Franse komische opera 'Si j'étais Roi (Wenn ich König wär)' als televisiefilm inspireerde een jaar later tot een tweede televisiefilm en complete plaatuitvoering van een Italiaanse komische opera. Zoals 'Si j'étais Roi' gekoppeld was aan een geprezen Berlijnse 'Adam'-voorstelling (zelfde zangers, zelfde dirigent, zelfde regisseur), moest 'L'elisir d'amore (Der Liebestrank)' herinneren aan een geprezen Berlijnse 'Donizetti'-voorstelling. Het verschil zat hem echter in de tijdsafstand tussen toneel-uitvoering en opname: 'Si j'étais Roi' werd uitgevoerd EN voor tv opgenomen in 1960. 'L'elisir d'amore' werd uitgevoerd in 1950 en voor tv opgenomen in 1962. Van de mensen, die 'Der Liebestrank' in 1950 tot een succes hadden gemaakt, waren alleen Rudolf Schock en operaregisseur Werner Kelch nog beschikbaar. Toch moet de verleiding groot zijn geweest om film en plaatopname te maken: Werner Kelch had veel lof geoogst met zijn enscenering op toneel én tv van de 'Adam'-opera en Schock was "voor de rol van de verliefde visser (in die opera) als geschapen geweest" (Herzfeld). Het was daarom een logische stap, van 'Si j'étais Roi' ook de dirigent (Ernst Märzendörfer) en vrouwelijke hoofdrol (Stina-Britta Melander) te engageren.

In Februari 1958 zegt Rudolf Schock zijn 'Exklusiv-Vertrag' met Emi/Electrola op!

Hij belooft echter voor Electrola verder te zingen, zolang Electrola-producent Fritz Ganss (rechts op foto met Rudolf Schock) daar actief is. In 1961 bouwt de DDR de Berlijnse Muur. Emi/Electrola verhuist haar activiteiten naar Keulen. Fritz Ganss wil niet naar Keulen en blijft in zijn Berlijnse woning. In 1962 neemt hij ontslag bij Electrola en wordt hij producent voor het nieuwe, klassieke platen-label 'Eurodisc'. Rudolf Schock gaat met Ganss mee, evenals 'Toningenieur' Horst Lindner, een deel van het opname-team en de administratieve medewerkers. Een rechtszaak van Electrola tegen Rudolf Schock wegens contractbreuk wordt door Electrola verloren. Een rechtszaak van Electrola tegen Ariola/Eurodisc over de concurrerende groene balk op de hoes van de nieuwe Eurodisc-LP's door Electrola gewonnen (bron: Der Spiegel nr 48/1962). De complete 'Liebestrank' is vervolgens de allereerste van een lange rij plaatopnamen, die Rudolf Schock vanaf 1962 voor Ariola/Eurodisc zou gaan maken.


******************
Reacties op de plaatopname van 'Der Liebestrank':

Löbl und Werba in 'Opern auf Schallplatten' (1983) vinden de uitvoering eerder "drastisch dan elegant", maar "als men dat op de koop toe neemt, dan is men met deze opname niet slecht bediend". Harold Rosenthal oordeelt in 'Opera on Record' (1979), dat Rudolf Schock ouder wordt, Stina-Britta Melander een kleurloze heldin is en dat de 'Belcore' en 'Dulcamara' "unidiomatic" zijn.

Het negatiefst is Horst Koegler in 'Fonoforum' (1965). Eerst refereert hij aan de geweldige, "donizetti-nahe", Berlijnse uitvoering van 1950 (zie zijn jubel hiervoor). Dan noemt hij Ernst Märzendörfers muzikale leiding "glanzlos", "inflexibel" en "insensibel". Totaal "un-donizettihaft" is volgens Koegler Märzendörfers beslissing de 'droge recitativen' door een klavecimbel te laten begeleiden, die bovendien "elektro-akoestisch versterkt" lijkt te zijn. Verder bekritiseert hij bijna alle solisten op één na. En wie nu verwacht, dat die ene solist in de context van deze artikelenreeks Rudolf Schock wel zal zijn, heeft het mis. Alleen Ludwig Welter als Dulcamara - vindt Koegler - is een echte, dus idiomatische "Buffo cantante". Schock daarentegen heeft problemen met de hoogte en is "kortademig", Lothar Ostenburg vaak te vierkant en de arme Stina-Britta Melander "ordinair" en behept met een "zenuwslopend, kijvend timbre".
(!Lees a.u.b. ook mijn reactie hierop een paar alinea's verderop!)

In Nederland is Leo Riemens daarentegen laaiend enthousiast over de opname. Helaas heb ik die kritiek niet meer, maar ik herinner mij, dat Riemens het jammer vond, dat zo iets moois zelden de Nederlands televisie bereikt. Eén regel zit nog in mijn hoofd: "...en de mij (Riemens) niet bekende bariton Lothar Ostenburg is ook niet te versmaden".



Reacties op de televisiefilm van 'Der Liebestrank'
heb ik weliswaar niet kunnen vinden, maar uit afgeleide signalen valt op te maken, dat de televisie-opera positief werd ontvangen: na de eerste uitzending van 23 Januari 1963 wordt Donizetti's 'Liebestrank' op nieuwjaarsdag 1965 herhaald. De Oostenrijkse operacriticus en -presentator Marcel Prawy laat er op tv in zijn opera-rubriek fragmenten uit zien en horen. De integrale geluidsband verschijnt in de jaren zestig op LP en nog eens in de jaren zeventig met foto's uit de televisiefilm. Van de televisiefilm zelf wordt in de decennia daarna niets meer vernomen. Tot in de nieuwe eeuw. Dan gaan Schock-liefhebbers op zoek naar de film en gaan er geruchten, dat het ZDF de film zou hebben vernietigd of dat Marcel Prawy de beeldband voor zijn tv-uitzending zou hebben verknipt.

MAAR DAN - in 2011 - DUIKT DE FILM OP! En vanaf november 2015 is hij te zien en te horen op You Tube (met dank aan Ulrich Dünnebach):
L I N K : RUDOLF SCHOCK & STINA-BRITTA MELANDER in de film 'DER LIEBESTRANK' 1962 


De film is er dus weer en ik heb gekeken en geluisterd: 
Regisseur Werner Kelch maakt een enorme sprong voorwaarts!
Kelch's registratie van 'Wenn ich König wär' uit 1961 was - hoe charmant ook - feitelijk nog een gefilmde toneelopvoering.
In 'Der Liebestrank' echter verandert hij zijn toneelmatige aanpak veel meer in een expliciet filmische. Een schitterend voorbeeld daarvan is het moment, waarop Kelch Donizetti's dynamische muziek vloeiend visualiseert in het opwindende beeld van een dynamisch ronddraaiende kermiscarrousel. In het duet van Belcore en Nemorino uit het 2e bedrijf, waarin de sergeant de wanhopige Nemorino voor het leger strikt, buit Kelch met snel wisselende camera-instellingen de tragische humor van de scene effectief uit.

Een andere grote verrassing biedt de geluidsband van de film:
Altijd gedacht, dat die identiek was met de geluidsopnamen van de LP's. Maar dat is hij in elk geval niet in Nemorino's 'Welche Huld und welche Reize', in zijn duetten met Adina en de romance 'Heimlich aus ihrem Auge'. Op meer plaatsen hoor ik verschillen, zodat ik tot de  conclusie kom, dat we hier eigenlijk met een - op z'n minst gedeeltelijk - tweede versie van 'Der Liebestrank' te maken hebben! De filmband klinkt natuurlijk niet zo briljant als de stereo-LP's, maar bv. in het eerder genoemde duet Belcore/Nemorino blijkt het geluid - zoals op de LP - niet te zijn vervormd door overmodulering.
Dit komt met name Schock's tenorstem in die scene ten goede.
Rudolf Schock lijkt mij in deze filmversie over het algemeen net iets soepeler bij stem.   

********
Ik heb de 'Liebestrank' LP's nog eens vele malen beluisterd en bestrijd de recensie van Horst Koegler uit Fonoforum 1965: 















Want de drank werkt!
Ernst Märzendörfer (1921-2009 - zie foto boven), de Oostenrijkse "Mozartdirigent, die weet, hoe men de fijne details tot klinken moet brengen" (Thomas Voigt 2004), richt zich op de ernstiger ondertonen van de opera. Het is een feit, dat Nemorino met zelfmoordgedachten rondloopt: zowel in Romani's tekst als in Grünbaums vertaling van de mineur-romance ('Una furtiva lagrima') wil hij nog één keer tegen Adina aankruipen om 'de slagen van haar hart te horen'. Hij denkt zeker te weten, dat het alleen voor hem klopt, al is Adina zich dat niet bewust. Ja, en dan kan hij sterven! 'Uit liefde (d'amore)', volgens Romani. 'In vrede (zufrieden)' volgens Grünbaum. De klavecimbel-begeleiding (zie 'Knaurs Grosser Opernführer-1999') van de gezongen recitatieven is door Donizetti zo bedoeld. Ze is niet "elektro-akoestisch" (Koegler) versterkt, maar wél goed opgenomen. Lothar Ostenburg (1928-1971), die eigenlijk Lloyd Oostenbrug heet en geboren werd in Iowa (VS), is een ironische Belcore met een volle pracht-bariton. Ludwig Welter (1917-1965) is passend als Dulcamara. Zijn vlotte verkooppraatjes ('Wortkaskaden') rollen hem vaardig van de tong, maar ik houd een gevoel, dat er meer kleur in de rol had gezeten. Welter was in vele rollen - nadrukkelijk ook in Italiaanse opera's - te horen aan de Wiener Staatsoper. Roswitha Bender zingt met een klein, maar schattig stemmetje Adina's vertrouwelinge Giannetta. Ze is samen met de dames van het 'Berliner Kammerchor' onweerstaanbaar in het 'fluisterkoortje' (ik noem het 'roddelkoortje') midden in de 1e akte.

Stina Britta-Melander is een topattractie: haar coloraturen zijn gestoken, haar muzikale omgang met Donizetti voorbeeldig. Herhaaldelijk raak ik ontroerd als zij aan het begin van de aria, voorafgaand aan het slotduet, Nemorino het afgekochte contract teruggeeft met de woorden: 'So (vibratoloos crescendo) nimm (diminuendo)'. Melander toont geest en allure, ironie en gevoeligheid. Ze is een ideale, geëmancipeerde Adina, van wie je direct gelooft, dat zij prima in staat is een groot bedrijf te leiden.


 Stina-Britta Melander (1924-2010)












In 'Rudolf Schock zingt Adolphe Adam' meldde ik, dat de sopraan Stina-Britta Melander in reacties op haar bijdrage aan 'Si j'étais Roi' (1960) minder goede kritieken kreeg. Deze Zweedse zangeres, die in 1949 door de beroemde tenor Jussi Björling en in 1954 door de afscheid nemende Beniamino Gigli krachtig werd aangemoedigd haar zangcarrière voort te zetten, heeft een (mij) imponerende stem. Haar krachtige toptonen bezorgen mij kippenvel en de klank van haar midden- en lagere register roepen een Callas-gevoel op. Een maand geleden kwam ik op internet recensies tegen van o.a. Göran Forsling (Musicweb-international), die mijn twijfel, of ik nog wel goed kon horen, wegnam. Forsling bespreekt een dubbel-CD van Stina-Britta Melander, die begint met de weergave van een testplaatje van HMV, dat zij op 14-jarige leeftijd maakte. Toen al vielen de gemakkelijke, hoge tonen op en haar talent voor coloratuurzang. Haar grootste successen behaalt Melander tussen 1958 en 1973. In 1958 zingt zij Glauce in 'Medea' van Cherubini "with a chrystal clear voice and perfect coloratura". In 1959 wordt zij na een sensationeel Duits debuut in Wiesbaden als Violetta ('La Traviata') 52 keer voor het doek geroepen. Kort daarna zingt zij in Berlijn haar lievelingsrol Zerbinetta in 'Ariadne auf Naxos' naast Lisa Della Casa (zie foto: rechts Melander, links Della Casa). Tot de hoogtepunten op de CD's rekent Forsling liederen van Max Reger, Mimi's aria uit 'La Bohème' EN Norina's aria uit Donizetti's 'Don Pasquale': "A high spot...recorded in 1959 and sung in Italian where her Norina is witty and alluring (humor en allure heeft)".

Rudolf Schock
Tenslotte Rudolf Schock's Nemorino: ouder, maar niet te oud om te overtuigen.
Met feilloze intuïtie het zwaartepunt - in de lijn van Märzendörfer - verplaatsend van zijn beproefde 'Italianità' naar de dramatisch-declamatorische tragiek, die Donizetti voor de figuur van Nemorino beslist zo bedoeld kan hebben. Schock heeft waarachtig geen ademnood. Wel een enkele hoge noot, die hem kracht kost. Maar daar staat heel veel tegenover: Schock's eenvoud en natuurlijkheid, die bij Nemorino horen, de geloofwaardigheid van zijn wanhoop in de 1e finale ('O, Herr Doktor!'), de doffe triestheid, waarmee Nemorino Adina smeekt 'nur heute nicht' met Belcore te trouwen, het aansluitend door hem gezongen 'Adina, glaube mir', dat Adina's (en mijn) hart doet smelten. Maar alles overstijgend is de manier, waarop een tenor de romance uit het 2e bedrijf vertolkt.

'Heimlich aus ihrem Auge sich eine Träne stahl (Stil verscheen er een traan in haar oog)'
(Nog even dit: in het afzonderlijk opgenomen - overigens zeer complete - duet met Rita Streich uit 1952 is Schock's Nemorino vocaal en qua expressie sterk. Behalve viriliteit heeft deze Nemorino echter een Italiaanse flair, die naar Adina toe eerder overmoedig dan schuchter genoemd kan worden. Rita Streich klinkt naast deze Nemorino niet als de logische Adina: haar jeugdig-zilveren zang - hoe prachtig ook - karakteriseert niet genoeg de geestige en geëmancipeerde, jonge vrouw, die Adina is. Dat gaat Stina-Britta Melander 10 jaar later gemakkelijker af)
Bij mijn zoektocht naar aanvullende informatie over 'Una furtiva lagrima' kwam ik opnamen tegen van
  • Placido Domingo: ongeloofwaardig als Nemorino (te zwaar). Technisch perfect, zonder overdrijvingen
  • Luciano Pavarotti (latere video-opname 'met zakdoek'): Pavarotti zingt eigenlijk 'Pavarotti' i.p.v. 'Nemorino'
  • Fritz Wunderlich: gouden stem, maar hij zingt Händel i.p.v. Donizetti. Uitgesponnen romance duurt meer dan 6 minuten. De tekst ('Wohl drang aus ihrem Herzen ein Seufzer zu mir her') is de nieuwere Duitse vertaling van Wilhelm Zentner
  • Enrico Caruso (in 1904: 31 jaar): demonstreert eenvoud. Twee kleine versieringen. Geloofwaardig als Nemorino. Opvallend snelle uitvoering: 4.13 minuten
  • Rudolf Schock: alle versies duren ongeveer 4.30 minuten
    In de twee Duits gezongen opnamen van 1955 is Schock's 'Italianità' prominent te horen: een Duitstalig 'bel canto' zonder overdrijvingen. In de ook Duitse uitvoering van de romance in de volledige 'Liebestrank' (1962) kiest Rudolf Schock voor de eenvoud van het lied. Zijn 'Italianità' beperkt zich tot een enkel moment. Het lied vertelt over Nemorino's laatste wens: hij is ervan overtuigd, dat Adina van hem houdt. De traan bewijst dat. Maar toch zal het tussen hen nooit wat worden. Hij moet daarin berusten. Nemorino's enige verlangen is 'nog heel even' bij haar te zijn en het kloppen van haar hart te horen. Als dat is gelukt, kan hij 'tevreden aan de liefde sterven'. Met een bevestigend 'duwtje' op de derde lettergreep van het laatste 'zufriedén' zet Nemorino een punt achter het leven. Even daarvoor maakt Schock met een enkel accent en een lichte vertraging 'het graf, dat zich opent' al zichtbaar. Het lied is uit.
Aardig is nog om te vermelden, dat een soortgelijke dreiging ook in een vooruitziende metafoor uit de 1e akte te beluisteren valt (duet Adina-Nemorino: 'Frag' doch, warum der Zephir...'): Nemorino ziet zichzelf als de bron, die van de rots naar de zee uitstroomt, 'waar de dood haar koud ontvangt'. Kortom: minder 'Schmelz', veel diepgang.
Voor de 'Schmelz' kunnen we terecht bij Schock's Italiaans gezongen versies: In 1950 - onder een scrupuleus dirigerende Hans Löwlein - de allermooiste met Rudolf Schock in topvorm, zowel wat betreft 'bel canto' als dramatische intensiteit. In 1955 - onder Wilhelm Schüchter - blijft hij daar nauwelijks bij achter. In 1963 - weer onder Schüchter - tendeert zijn ingehoudener Italiaanse voordracht naar de overwegingen, die tot de interpretatie van 1962 moeten hebben geleid. De laatste romance - live uit München - werd in 1965 in een concert onder de Italiaanse dirigent Arego Quadri gezongen. Naast Schock traden de sopraan Claire Watson en de bariton Tom Krause op. Een nu weer 'Italiaanse' Rudolf Schock maakt met deze opname duidelijk, tot wat voor een indrukwekkende Nemorino hij ook in de jaren zestig nog altijd in staat was.

Krijn de Lege, herziene versie, 18.9.2017
NB: De hierboven gebruikte foto's van de 'Deutsche Fotothek/SLUB-Dresden'  zijn met voorafgaande, schriftelijke toestemming (d.d. 15.8.2017) van dat instituut gepubliceerd. 

De opname van 'Lucia di Lammermoor' met o.a. Erika Köth, Josef Metternich en Rudolf Schock wordt besproken in 'RUDOLF SCHOCK ZINGT GAETANON DONIZETTI (2).

Keine Kommentare: